Elk jaar was er wel weer een schoolkameraad die in de laatste week van het jaar vroeg: “Gaode gij mee mijn noew jaor zingen?” Hoewel ik toen al geen zanger was, zei ik toch iedere keer maar weer: “Gère!” Zo kwam het dat we jaren achtereen Nieuwjaar ging zingen op oudejaarsdag.
Acht uur
Al om acht ’s morgens vertrokken we, gewapend tegen de vrieskou met een extra borstrok, gebreide wanten, Noorse sokken en een muts. Het ene jaar met Gard, Wimmeke en Joost, het andere jaar met Kiske en dan weer met Pietje en Pirke. Voor het middaguur probeerden we alle huizen in de bebouwde kom af te werken. In de middag gingen we achteraf in Chaam Nieuwjaar Zingen.
Katjes
We zongen dan: “Noew jaorke ouwe. De katjes zen vekouwe. Ze zitten in ’n schutje. Ze blaozen op ’n flutje. Ze roepen jaor op jaor. We wensen oew ’n zaolug Noew Jaor!” Lange tijd zongen we ‘ja pa paa’ tot we er achter kwamen dat het ‘jaor op jaor’ moest zijn. Dat leerden we van ‘import’ kinderen die vanuit de stad in Chaam waren komen wonen. Hoe vreemd klonk het voor ons wanneer ze zongen in hoog Nederlands: “Nieuw jaartje oude. De katjes zijn verkouden. Ze zitten in een schuitje. Ze blazen op een fluitje. Ze roepen jaar op jaar. Ik wens u een zalig nieuw jaar!”
Gierige pien
Aan het begin van de Bredaseweg woonde een man die ons lied nooit afluisterde. “Stop mar, want gullie zingt vals”, zei hij elk jaar. Soms deed er iemand niet open. Dan zongen we nog een keer. Als er dan nog geen respons was durfden we aan te bellen en dan opnieuw keihard te zingen. Als de deur dan nog niet van het slot ging zongen we: “Hoog huis, laog huis. Daor wont n’n gierige pien in huis!”
Buitengebied
Wanneer we in de voormiddag heel het centrum van Chaam hadden afgestroopt gingen we thuis appelbeignets eten. “Goed eten mannen”, zei ma dan. Dat deden we dan ook omdat we in de middag nog het hele buitengebied van Chaam langs moesten. We begonnen op Snijders. Bij tante Trien kregen we daar altijd een beschuit.
Afgang
Bij de meeste mensen scoorden we een cent. Sporadisch gaf er iemand twee cent. Kreeg je een stuiver dan hield je die lang vast om er telkens naar te kunnen kijken. Op een keer ging ik met Kiske zingen bij zijn opa en oma. Kiske kreeg toen een gulden van hen en ik slechts een cent. Kiske lachte, maar ik dacht: “Ik zal hem hebben!”, en we liepen meteen door naar mijn grootouders. Maar wat gebeurde er? Kiske kreeg van hen een cent, maar ik ook. Wat een afgang!
Peekoffie
Bij het zingen rammelden we op de maat mee met onze spaarpotjes. Ik had zelf een spaarpotje gemaakt. Het was een oud busje waar de ‘peekoffie’ van Buisman in had gezeten. Daar zat een dekseltje op waar je gemakkelijk een gleufje in kon snijden. Later maakte ik een spaarpot van een beschuitbus. Daar kon veel meer in. Op sommige plaatsen kreeg je geen geld, maar een koek of een snoepje. Dat vonden we niks. Het ging ons om geld. Liefst veel.
‘Reksdolder’
Verkleumd kwamen we rond het avondeten thuis. Op de grond voor de kolenkachel telden we onze winst. Soms haalde ik wel twee gulden op of meer. Er werd op de deur geklopt. Het was opa. “Hier hedde n’n reksdolder. Ik kon ‘m van de strak nie geven want er was ’n aander manneke bij en die wo ik nie sjelloers maoken”, legde hij uit. Ik vertelde de volgende dag trots aan Kiske dat mijn omzet alsnog was verdubbeld. Hij geloofde me niet. Het was de laatste maal dat we samen Nieuwjaar gingen zingen. -Berry van Oers (OW 52/21)